Begrazing

Op 29 Februari 2020 begon voor de 9e keer de opleiding Elyseum tot ecologisch hovenier. Na elke opleidingsdag, elke twee weken, schrijf ik een kort verslag met gedachten, inzichten en praktische tips. Als je mee wil lezen kun je je aanmelden voor de mailing lijst. Het lijkt me leuk als anderen mee kunnen leren. 

Afkijken van de natuur: grote grazers

Ecologisch vormgeven zit niet alleen in de grond types of plantenkeuze, maar draait om de gehele samenstelling en beheer. Voordat mensen over-dominant werden in de laatste eeuwen, hebben zich over duizenden jaren natuurlijke processen gevormd en soorten zich aangepast aan elkaar en hun omgeving. Een van die processen is de patronen die grazers verzorgen in een landschap, waar onder koeienpaadjes, hoog-en-laag begroeiing in ritmes en selectieve begrazing. Veel insecten en grotere dieren hebben zich specifiek aangepast aan overgangen tussen bijvoorbeeld hoog en laag gras, tussen bos en veld. En grazers zorgen voor dat soort overgangen en gradienten. Ook ik als mens voel me vaak het best aan de bosrand tussen bos en veld vlak bij een rivier of meertje. In onze wereld is dat natuurlijke proces flink verstoord, maar het is tot op zeker hoogte na te bootsen in natuurgebied of in de tuin.

Trage evolutie en snelle mensen

Evolutie is een traag proces. Al duizenden jaren ontwikkelen soorten zich gezamenlijk, door met elkaar of van elkaar te leven. Dat is heel duidelijk zichtbaar in eten-of-gegeten worden dynamiek, in insecten die zich aanpassen aan planten, maar ook indirecter aanwezig. Grote grazers zorgen door hun graas- en loop gedrag voor specifieke dynamiek en gradiënten in een landschap. Sommige planten, insecten of diersoorten profiteren specifiek van die overgangen. Als we een hoge biodiversiteit nastreven moeten soorten zich kunnen handhaven en is het belangrijk die dynamiek te behouden. 

Maar in ons land krijgt de mens nog altijd steeds meer grip en invloed op zijn omgeving, voor landbouw of als bij-effect van praktische keuzes zoals een autoweg. Het lukt grote en kleine dieren en vaak ook insecten en zaden niet om die opgeworpen grenzen te doorkruisen. Effectief hebben we een landschap van vele kleine eilandjes. Voor sommige kleinere dieren en vogels is dat nog enigszins op te lossen maar de grotere dieren kunnen zich niet vrij verplaatsen. Ze hebben effectief geen ruimte in ons land. Om toch de omstandigheden van een wilde omgeving met oer invloeden na te bootsen zullen we handmatige ingrepen moeten doen. 

Maaien of begrazen?

We kunnen handmatig patronen nabootsen van grote grazers. Met selectief wieden of maaien en afvoeren komen we een heel eind, en we kunnen patronen aanbrengen die enigszins lijken op natuurlijke patronen van grazende en rondtrekkende dieren. Alleen hoe gedetailleerder we dat willen hoe bewerkelijker het is, en dus hoe duurder. Grazers plukken en maaien het hele jaar door selectief. Met maaibeheer kun je hoogstens 3 keer per jaar patronen aanbrengen in de vegetatie. Daarnaast kunnen we een hoop nabootsen met kennis van ecologische interacties, maar er blijft ons ontzettend veel onbekend. De natuur zijn werk laten doen zal waarschijnlijk tot positieve bij-effecten leiden die we nog niet kennen. Een hovenier kan bijvoorbeeld kiezen in het voorjaar geen berkentakken te knippen omdat ze dan sap bloeden. Maar runderen beschadigen wel berkentakken in het voorjaar, en het sap wordt gebruikt door bepaalde vliegen die dat juist nodig hebben. Het is bijvoorbeeld ook bekend dat reeën de bloemen van bepaalde orchideeën weg eten, zou je dan ook niet de bloemen van een orchidee moeten afmaaien?

Daarom kiezen we steeds vaker voor beheer met grote grazers. Dit is een nabootsing van oer-processen van bijvoorbeeld grazende kuddes paarden, ossen of bizons. Deze populaties moeten we wel verzorgen en soms artificieel klein houden om overbegrazing of zelfs verhongering te voorkomen. In ons landschap is er voor dieren geen ruimte om op natuurlijke wijze uit te wijken naar rijkere gronden. Het te begrazen land moet omheind worden, vaak door een schrikdraad om te zorgen dat de dieren niet de weg op lopen of de stad in. Ook moet er drinkwater beschikbaar zijn. Sommige dieren kiezen er specifiek voor hun ontlasting in het water te doen, wat zorgt voor enorm vruchtbaar water wat niet altijd gewenst is. Het is handig meerdere waterbronnen te hebben waarvan slechts een deel toegankelijk is voor de dieren. Honden moeten in het gebied aangelijnd of onder appèl zijn. Het is ook belangrijk dat de dieren kunnen schuilen voor felle zon en harde regen, onder bomen of op een andere manier. En voor schapen en geiten is het fijn om wat schuin omgevallen bomen te hebben om de eventuele wolf te slim af te kunnen zijn door omhoog te klimmen. De dieren moeten ook gecontroleerd worden en als ze ziek of verhongerd zijn weggehaald, verzorgd en in een slecht geval geslacht of vernietigd. 

Het komt in de praktijk vaak voor dat er te veel grazers op een klein stuk land staan. De kudde wordt aangepast aan de capaciteit van het land, dus als de dieren geen honger hebben is het goed. Je zou beter veel minder dieren op een stuk land kunnen laten. Ook een kleine groep zorgt al voor rijkdom in patronen, en je kan altijd nog extra maaien als je vind dat er toch te veel ruigte blijft bestaan. Beter met een kleine groep beginnen en later eventueel vergroten.

Welke dieren kun je kiezen?

Er zijn verschillende dieren geschikt voor begrazing, elk met hun eigen voor en nadelen. Dieren die veel ingezet worden zijn paarden, runderen, schapen of geiten, bijvoorbeeld konikspaarden, soay schapen, landgeiten, Schotse hooglanders, blaarkoppen en exmoor ponies. Het is in de keuze belangrijk dat een dier zelfredzaam is, dus een mate van oer-instinct heeft en niet te gedomesticeerd. Het is erg voordelig als de dieren kunnen overwinteren zonder stal, hun jongeren werpen in de lente als er overvloedig eten is, en niet snel ziek worden. En vooral is het van belang dat dieren en mensen elkaar niet in de weg zitten. Problemen kunnen ontstaan als een dier te tam of gedomesticeerd is. Als een vader of moeder foto's maakt van de kinderen bij een stier beseft hij soms niet hoe gevaarlijk dat is. Het beste heb je dieren die er vervaarlijk uit zien met grote hoorns, graag op grote afstand van mensen blijven en in het beste geval ook nog eens een beetje stinken. In ervaring blijven mensen onvoorzichtig omgaan met dieren en het blijkt moeilijk mensen goed uit te leggen hoe met de dieren om te gaan. Dus dieren selecteren die zelf op afstand blijven is vaak het meest handig.

Het eetpatroon van een ras, kudde of dier zorgt voor een gewenster of minder gewenst resultaat. Schapen en geiten eten alles kort en zorgen voor een strak 'gazonnetje'. Runderen maken een hoog-laag patroon in de begroeiing en koeienpaadjes. Paarden hebben een latrine, een plek waar de hele kudde z'n ontlasting doet. Op die plek wordt dus helemaal niet gegraasd en ontstaat vaak een ruigte begroeiing. Elk van die patronen biedt een plaats voor andere soorten en verschillende mini-landschappen.

'Begrazing' in de tuin

In de tuin is het niet praktisch om met grote grazers te werken, er is daar niet genoeg ruimte voor. Wel is het van belang om te kijken naar de patronen die de dieren veroorzaken. In het onderhoud van een bloemenweide is het beter deels te maaien en de helft te laten staan, zodat muizen zich kunnen blijven verstoppen en niet alle insecten eitjes of maden verdwijnen. We kunnen kijken naar de patronen van de dieren en de natuurlijke ritmes in begraasde omgeving en die op soortgelijke wijze toepassen in de tuin. Het kijken naar de natuur als inspiratie voor de tuin is in zekere mate de kern van een ecologisch tuin ontwerp. Er is veel te leren van onze omgeving en omdat we de boel helaas niet aan de natuur kunnen overlaten op onze kleine (tuin)eilandjes van natuur, zullen we goed moeten blijven observeren en leren.

Het valt niet mee om in een drukbevolkt land vol wegen en weilanden nog oer-natuur na te bootsen. Maar grazers dragen in hoge mate bij aan het voortbestaan van een breed assortiment aan overgangen, van veld naar struweel, naar bos, en van laag grasland naar hoger grasland, en alles daar tussen. Het is een essentieel onderdeel van beheer en zorgt dat allerlei vogels, insecten en kleine zoogdieren zich thuis kunnen blijven voelen in het beperkte terrein dat er nog voor hen beschikbaar is. In de tuin kunnen we dit zo goed mogelijk proberen na te bootsen door goed te kijken hoe het in de natuur gaat en minder op onze eigen voorkeuren te leunen en meer op waarneming.